Feeds:
Berichten
Reacties

De Berlinische privilegirte Zeitung (vanaf 2 januari 1740) staat sinds kort online, dankzij de prachtige Duitse website ZEFYS. Op deze portal van de Staatsbibliothek zu Berlin zijn 86 Duitstalige kranten raadpleegbaar, doorzoekbaar en wat al niet. Helaas is de Berlinische privilegirte Zeitung bij lange na niet volledig gedigitaliseerd. Slechts enkele 18e-eeuwse kranten zijn online (zoals het voor mij totaal onbekende Holzmindisches Wochenblatt dat vanaf 1785 verscheen). Het accent ligt op de 19e en 20ste eeuw.

De Berlijnse krant verscheen voor het eerst in 1704. Toen kreeg Johann Lorentz van de Berlijnse overheid het privilege voor wat toen heette: de Berlinische Ordinaire Zeitung.

Hij werd in 1721 opgevolgd door de drukker-courantier Johann Andreas Rüdiger. De krant kreeg een nieuwe naam: Berlinische Privilegirte Zeitung. Het was met zijn driewekelijkse verschijning natuurlijk geen dagblad (= drie maal per week).

De boekverkoper Christian Friedrich Voss verwierf het octrooi in 1751. De krant kreeg later door zijn toedoen de naam Vossische Zeitung. Eén van de medewerkers was Lessing, die er recensies voor schreef. In 1785 werd de krant herdoopt tot de Königlich Privilegirte Berlinische Zeitung von Staats- und gelehrten Sachen. In de volksmond heette het blad echter Tante Voss. Pas in 1910 kreeg de krant als titel Vossische Zeitung. Vanaf 1934 was de linksliberale krant – onder druk van de Nationaalsocialisten – verboden.

Nederlandse historische krantenLeydse courant (1720-1732, 1734-1890) ¶ Leeuwarder courant (vanaf 1759) ¶ Overzicht gedigitaliseerde kranten wereldwijd.

De Schot Tiger Dunlop was niet alleen behept met een kop vol rood haar, maar ook met een luimig karakter. Zoals ‘onze’ Fokke. Altijd grappen maken. Hij dankte zijn naam aan zijn werkzaamheden op het Sagar Island (Golf van Bengalen, India). Daar zette hij zich in voor het uitroeien van de Bengaalse tijger. Die lopen er nog steeds rond. Dunlop was dus niet echt succesvol.

Tiger Dunlop was legerarts maar had ook een goede pen van schrijven. Er staan heel wat artikelen, pamfletten en zelfs kranten op zijn naam. Zoals The Telescope, een zondagsblad over India, waarvan The Fraser’s magazine een intrigerende beschrijving geeft: ‘the history of which would be of the drollest kind‘. (Het blad schijnt alleen nog in het British Museum te zijn).

In 1826 arriveerde Dunlop in Upper Canada. Van de rebellen moest hij weinig hebben. Van de drank des te meer. Kerken bezocht de verstokte vrijgezel niet: (1) in kerken liep je gevaar je toekomstige vrouw te ontmoeten; (2) het is onverdraaglijk om te luisteren naar een conversatie waarbij slechts één man aan het woord is; (3) Dunlop hield niet van zingen zonder een glas alcohol te nuttigen.

– Een hoop Schotten gezien in Upper Canada. Vermomd als lumberjacks.

De ellende met krantenonderzoek is altijd dat je een gordiaanse knoop moet ontwarren om erachter te komen of een bepaalde titel echt een aparte krant is of alleen maar een oude wijn in nieuwe zakken. Vooral in de Franse tijd werden de bordjes aan de lopende band verhangen.

Neem de Brugsche gazette. Uitgegeven door Joseph Bogaert, die zich als drukker in 1783 te Brugge vestigde. Hij speelde in het lokale culturele leven een centrale rol: rederijker, dichter, kunstverzamelaar, taalijveraar, bibliothecaris van zijn eigen leesbibliotheek. En ook drukker, uitgever, boekverkoper en courantier.

De Brugsche gazette verscheen in 1795-1796. Voorloper was het Brugsch nieuws-blad (1793) dat zelf weer opvolger was van het Vaderlandsch nieuws-blad (1792-1793). De Brugsche gazette werd opgevolgd door de Gazette van Brugge en van het departement der Leye.

Andere namen in deze klont: Gazette van Brugge (vanaf 1792), het tweetalige Journal du département de la Lys (1811-1814), Gazette van Brugge en van de provincie van West-Vlaenderen (ergens in 1814/1815), Gazette van de provincie van West-Vlaenderen en der Stad Brugge (1817-1830), Gazette van Brugge en van West-Vlaenderen (vanaf 1830). – Zo kom je in de ENT wel aan je titels.

Op 13 december 1837, een jaar na de opstand in Toronto, riep William Lyon Mackenzie de Republiek van Canada uit. Hij was zijn carrière als krantenman begonnen, maar had reeds enkele jaren politieke ambities. In de 19e eeuw pak je zoiets dan groot aan.

Hij had zich met zijn aanhangers verschanst op Navy Island, in de Niagara Rivier. De Engelsen zaten zich te verbijten. Omdat het eiland Amerikaans grondgebied was, konden ze niets uitrichten. Zelfs tegen het kleine stoomscheepje de Caroline, dat als een soort parlevinker Mackenzie van lijftocht voorzag, viel niets te beginnen.

De Engelsen hadden zich verschanst aan de oever van de rivier. Ze zaten zich te verbijten. Opstandelingen onder handbereik, en toch machteloos toezien. En dus besloten ze de grens eventjes over te steken. Dat wil zeggen, ze enterden de Caroline, zetten de bemanning overboord en staken de boot in brand. Daarna smeerden ze ‘m subiet.

En zo dobberde het brandende schip rivierafwaarts, richting Niagara Falls.

De Schotse Canadees William Lyon Mackenzie zette op 18 mei 1824 zijn eerste schreden op het journalistieke pad. Op die dag kwam het eerste nummer van The Colonial Advocate uit. Aanvankelijk werd het gedrukt in Lewiston, New York; later in zijn eigen drukkerij, vlakbij de Niagara Falls (en vlakbij de Amerikaanse grens).

Het verscheen een maal per week, maar alleen wanneer de kassa van Mackenzie het toeliet. Het blad had, voor de Britse overheid althans, een brisante lading. Mackenzie was namelijk een uitgesproken tegenstander van de Family Compact: een kliek regenten die elkaar vanaf het bestuurlijke pluche voortdurend de bal toe speelden. Daar hadden boeren, pachters en middenstanders (zie ondertitel) veel last van. Met het nieuwsblad probeerde Mackenzie hun wat munitie in handen te geven.

In november 1824 verhuisde Mackenzie zijn redactie en drukkerij naar York (=Toronto). Wat wel vaker gebeurde met politiek geëngageerde drukkers, overkwam ook Mackenzie. In 1826 werden zijn drukpers en letterkasten het water in gekieperd. Na enige schadevergoeding kon de Advocate in 1833 opnieuw verschijnen. Het jaar daarop had hij er genoeg van en besloot hij zijn leven fulltime te wijden aan het actievoeren en de politiek. De opstand tegen het Britse gezag zou daarna niet lang meer op zich laten wachten.

Hieronder een citaat uit nr. 1 waarin Mackenzie zijn marketingstrategie uitlegt. De eerste nummers van de Advocate zullen ongevraagd worden bezorgd in 900 huishoudens. De ontvangers moeten alles retourneren als ze geen abonnement wilden:

About nine hundred numbers of this newspaper will be circulated through the British Colonies in Nort-America, weekly, for four weeks from its commencement. Thos persons to whom the numbers are adressed, will after rceiving No. 4, be pleased to inform the publisher, or the agent nearest their place of residence, whether it is their intention te become subscribers. If they decline to continue our readers, they are requested to return the numbers they have received, in order that others, who may hereafter subscribe, may be able to obtain complete sets.


De Bijdragen betrekkelijk den staat en de verbetering van het schoolwezen in het Bataafsch Gemeenebest zijn een vroeg voorbeeld van een vakblad voor het onderwijs. Eerst was het een kwartaalblad, later werd het een maandblad. Als je de lijst intekenaren bekijkt, zie je vrijwel alleen schoolmeesters die zich erop geabonneerd hadden. Het eerste nummer verscheen in 1800, de titelpagina werd na afloop van de eerste jaargang geproduceerd: daar zie je het jaartal 1801. In 1809 werd het in een algehele saneringsactie van het Franse bewind uit de handel gehaald.

Het aardige van dit blad is dat er voorbeeldlessen in staan, besprekingen van kinderlees- en schoolboeken, en bijvoorbeeld ook schoolreglementen. Op de openbare scholen (maar ook op zgn. parochiescholen) was men verplicht in de laatste twee klassen jongens en meisjes te scheiden. Dat was natuurlijk omdat er anders te veel hormonen door het klaslokaal gierden. En omdat meisjes vooral moesten leren naaien en dus een ander lesprogramma kregen. Tegenwoordig wil men jongens en meisjes van elkaar scheiden omdat hun brein volgens het huidige kwakdenken anders zou werken. Over een specifieke jongens- of meisjesdidactiek hoor je de pedagogelaars niet.

Hieronder nog meer schoolregeltjes uit 1800: over de vakantieregeling, de klassegrootte, schoonmaakregeling, lokaalinrichting en schoolboekenregeling.

  • Geduurende de weken, waarin de Feesten van Paasschen, Pinksteren en Kersmis bij de Christenen invallen, zal ‘er vacantie zijn, en geen School behoeven gehouden te worden.
  • In de Schoolvertrekken zal de meest mogelijke reinheid en zindelijkheid heerschen; dezelve zullen wekelijks tweemaal gezuiverd, des Zomers veelmalen met water besprengd, en tusschen de Schooltijden opengezet en gelucht moeten worden.
  • De Zitplaats of Lessenaar van den Onderwijzer zal zoo geplaatst zijn, dat hij op de gemakkelijksts wijze de geheele School kan overzien.
  • De Leerlingen zullen in drie classen verdeeld worden, en elke classe afzonderlijk zitten; de eerste op kleine bankjes, de volgende aan geëvenredigde tafels, van bankjes of latten voorzien, waar op de voeten kunnen rusten.
  • De Schoolboekjes en Schrijfbehoeften zullen door den Meester alleen aan de Kinderen, tegen vastgestelde prijzen, worden geleverd.
  • Waar het getal der Scholieren meer dan zestig bedraagt, zal men bedacht zijn, om een Ondermeester of tweeden Meester aan te stellen.

Wat is dit oude krantje (24 maart 1637) mooi strak vormgegeven! Het is de oudst bewaard gebleven krant die in Brugge gedrukt werd: de Nieuwe tydinghen uyt verscheyde ghewesten. Gedrukt door Nicolaes Breygel. Het verscheen één maal per week. Dat was voor een nieuwsblad heel gewoon in die tijd.

De grote begininitiaal doet sterk denken aan uitgaven die horen bij de chique, vroegzeventiende-eeuwse humanistencultuur. De gotische letters daarentegen verraden weer iets van het volkse karakter van de krant. Hoewel: alles wat in het Nederlands werd geschreven, kreeg zo’n letter mee. Voor de tussenkopjes werd de ‘gewone’ letter gebruikt. De cursieve tekst boven de linker kolom kan ik van het scherm niet lezen: de functie van deze intro is dus niet duidelijk.

Wat ik me altijd afvraag: was een tekst in deze layout überhaupt wel te lezen?

Ik heb inmiddels heel wat tijdschriften van voor 1800 in handen gehad, maar nog nooit ben ik er een tegengekomen met deze opvallende layout. In het Wekelycks bericht voor de provincie Mechelen van 3 maart 1782 staat een gelegenheidsgedicht overdwars geplaatst. Dat deed uitgever Vander Elst sr. wel vaker.

Het lijkt erop dat hij alleen voor de layout van een dwarsligger koos als het een lijkdicht was voor een beroemdheid. Gewone doden kregen een lijkdicht dat binnen de normale layout werd geplaatst. Overdwars: misschien kostte dat meer voor de inzender?

Hier is het lijkdicht geschreven op het overlijden van de plaatselijke kanunnik & kroniekschrijver Gérard-Dominique de Azevedo-Coutinho-y-Bernal. Deze Azevedo leverde de lange reeks historische samenspraken die Vander Elst in zijn Wekelycks bericht plaatste. De kannunik stond op de lijst van het Fonds Mechliniensia, wat inhield dat hij verboden boeken mocht lezen.

Hij blij.

De veiling van Azevedo’s ‘Meubelen, Lynwaerd, Koper, Thin, Beddens, Ledikanten, ende twee schoone Taefels met Marbere Schelen’ (p. 303) vond plaats op 24 juni 1782.

Het Wekelycks bericht voor de provincie van Mechelen is een crime. Veel ordonnanties, stuk voor stuk weinig gezellig leesvoer. De ellenlange historische uiteenzettingen moeten voor de achttiende-eeuwer voor de broodnodige afwisseling zorgen, maar voor de hedendaagse onderzoeker is het ook hier even doorbijten.

En dan heb je nog de massa’s advertenties voor huizen en beemden. Ook niet fijn. Er staan slechts enkele advertenties van (Mechelse) boekverkopers in. En dan ineens kom je een bericht tegen over een weggelopen student. Een beetje zielig geval, hoewel hij kostbare kleding draagt. Te veel in de spiegel gekeken, denk ik, en vervolgens de plomp in gelopen:

Alzoo op 15. der gepasseerde maend November 1781, eenen Jongeling uyt de Studie tot Mechelen gemist is, oud 18 jaeren, zynde redelyk lang van gestelte, grof van spraeke, wynig van spreken, bruyn en pokdalig van aensigt, swart van hair, van wynbrouwen en oogen, het hair gebonden, hebbende platte en groote voeten, ende een lit-teeken op het scheil van syne rechte ooge, zynde zeer by-sigtig, gekleed met een hoog blouw laekene kleed, met zilvere gewerkte knoppen, swarte Stoffe Jub en Broek, swarte Seyde Aujour Kaussens, vier-kante Zilvere mode Gespen in de Schoenen en Broek, een Zilvere Gespe in het halsken, by sig hebbende eene Zilvere Zak-horologie met een groen Horologie-koordeken door-werkt met Goud.
Zoo wie den zelven kan ontdekken ’t zy levende ofte dood, zal sig addresseren by den Eerw. Heere van Walle Priester ende Praefect van ’t Oratorie tot Mechelen, ofte by den Notatis Dehaen woonende in de Valk-straet by de Vrydags-merkt tot Antwerpen zullende den genen die den voorsz. Jongeling met zekerheyd zal aenwysen treffelyk geloond worden.
Nota dat men van gevoelen is, dat den voorsz. Jongeling verdronken is. (9 december 1781)

In het Wekelycks bericht voor de stad en de provincie van Mechelen staat op 8 december 1776 een opmerkelijk bericht. Zo opmerkelijk zelfs, dat er een illustratie aan toegevoegd is. Zojuist is namelijk een Siamese tweeling geboren: een ‘voldraegen Waen-schepsel’. De lezers van het doorgaans saaie advertentieblad moeten het sensationele bericht gretig hebben gelezen:

Dese Kinderen aen elkanderen geboren, hebbend twee Hoofden, ider Lichaem heeft syn twee Hermen, alles in zyne naturelycke forme. Dese twee Leyfkens neme hunne vereeninge ofte samen-stel tot in elkanders borste. Het overigh lichaem naer onder is een volkomen Manneken, hebbende eenen Navel en een Ars-gat; nemende syn beginsel met eenen Buyck, twee volslaeghe Beenen met twee Voeten, hebbende alle beyde geeten en hunnen Dreck gelost, het een Kint heeft naer het ander ontrent de ses uren geleeft.
Dese Kinderen syn eerst t’huys gedoopt door de Vroed-Vrouwe, ende ontrent den 10 uren des morgens in de Parochiale Kercke ven de H. CATHARINA alhier, door den Heere Van De Goor, onder Pastoor (op Conditie) zy syn Wettige Kinderen van Joannes-Josephus Lettany ende Margarita-Josepha Horion gehouwde; tot Peters hebben sy gehad Joannes-Baptista-Josephus Lettany ende tot Meters Petronella Likens, Petrus-Antonius Vestras met Maria Van Den Eynde;
’t is te noteren dat het een Kindt is genoemt Joannes-Baptista, ende dat men van het ander Kindt niet en wist oft het selve een Jonckxken oft een Meysken was.